de plek voor kunstenaars en kunstminnenden in Harlingen en omgeving

Astrid van Straaten

Het potlood als redding

Interview door Judy Lohman

Astrid van Straaten - portret
Astrid in haar atelier - Alle foto's door Wouter Koster

Vlak voor de voordeur is de sloot. Daar stapt ze op en schaatst ze op als klein meisje van een jaar of acht tijdens één van onze memorabele winters. Over het zwarte ijs, glad als een rimpelloos meer. Elke teug adem vormt een ongeduldig wolkje. In de verte een klein zwart streepje. Het is haar vader die bij elke bocht, elke splitsing geduldig op haar wacht. Ze is de enige die schaatst. De banden van haar houten doorlopers zijn strak aangetrokken, eigenlijk een beetje te strak maar ze zet dapper door en maakt lange slagen met melodische krassende geluiden. Roetsj, roetsj, roetsj. Zwoegend, ploeterend. Via de sloten naar Loosdrecht. Haar ogen strak gericht op het tijdloze ijs. Haar lijfje gebogen. Ze recht haar rug, laat zich voortglijden en kijkt langzaam rond over de berijpte eerste plas. Intens geniet ze van deze wijdsheid, de stilte, de lage zon en de aardse, verstilde schoonheid. Ze stopt en slaat dit beeld voor altijd op in haar herinnering. Het is, zo vertelt ze mij meer dan zestig jaar later, in haar geheugen geëtst. Een antwoord op de vraag hoe haar jeugd was. Toch was het niet een geheel wolkenloze jeugd.

Hilversum

Astrid is in 1951 in Hilversum geboren in een rijtjeswoning, vijf onder één kap, met één oudere zus. Haar vader, Gerard van Straaten, komt uit een gezin met vijf broers, waarvan behalve hij ook zijn jongste broer Peter tekenaar wordt (onder andere bekend van Vader en Zoon). Haar vader Gerard heeft als illustrator een groot oeuvre op zijn naam staan, zoals de serie Kameleon van uitgeverij Kluitman. Het zijn sobere tijden zo in de jaren vijftig, begin jaren zestig. Het is nog in de tijd dat paard en wagen langs de huizen gaan met groente, brood en melk. Eén van haar eerste woorden, ze staat in de box en kijkt uit het raam, is dan ook paardje. Aan de voorkant van hun huis is een sloot, achter het huis begint het bos. Astrid groeit op als een echt buitenkind. Haar vader brengt haar elke dag naar de kleuterschool, door het bos. Dan pakt hij soms haar hoofdje vast en houdt dat naast het zijne. ‘Kijk,’ fluistert hij dan en wijst op iets, een konijntje, een ekster, een mooie boom of wat dan ook. Zoals hijzelf van zijn vader, die architect was, perspectief heeft leren tekenen, zo leert hij op zijn beurt zijn dochter kijken. Ook helpt haar vader haar op de lagere school met geschiedenis aan de hand van beelden die hij tekent. Oorlogen, heldendaden, zeeslagen. Zo ziet ze het opeens allemaal voor zich. Haar vader brengt haar ook de liefde voor het water bij en specifiek voor Friesland, als hij actief is als zeilinstructeur in Sneek waar zij haar vader bij mag helpen.

Astrid groeit. Ze schiet de lucht in en probeert dat te compenseren door krom te lopen. Haar huisarts adviseert haar te gaan roeien waar ze niet alleen haar tomeloze energie kwijt kan raken, maar ook aan haar gekromde houding kan werken. Daar trekt ze aan de riemen van de skiff totdat het zweet op haar voorhoofd staat. De eerste zeven jaren na de oorlog zijn overigens echt ‘vette’ jaren voor het gezin Van Straaten. Immers, de wederopbouw manifesteert zich aan alle kanten en de opkomst van de fotografie heeft het illustreren met de hand nog niet verdrongen. Haar vader verwerft opdrachten voor Droste, Heineken en ander reclamewerk. Het is voor hem echt ‘broodtekenen’.

Van MMS naar de kunstacademie Utrecht

Astrid gaat na de lagere school naar de MMS. Ze is doodzenuwachtig voor het toelatingsexamen waar ze echter gewoon voor slaagt. Toch gaat het daar mis. Hoewel ze voor wiskunde een tien heeft, gaat het verkeerd met de talen. Haar ouders krijgen het bericht dat Astrid daar niet op haar plek is, maar het weggaan van de MMS luidt een periode in waarin alles beter gaat en die haar leven bepaalt. Haar vader heeft met een vooruitziende blik al haar tekeningen bewaard en gaat met haar naar de kunstacademie in Utrecht. Ze wordt onmiddellijk aangenomen, op de, hoe kan het ook anders met zo’n vader, afdeling illustratie. Ze is ondertussen zestien jaar en bloeit helemaal op tussen al die gelijkgestemden. Ook vakmatig leert ze er veel. Druktechnieken, litho, fotografie, grafiek, drukletters, kalligrafie en ga zo maar door. Haar ogen glanzen als ze dit vertelt. Er wordt ouderwets goed lesgegeven, zoals lesgeven hoort te zijn, volgens Astrid. Niet zoals ze later ervaart op de kunstacademie in Arnhem. Op haar achttiende komt aan de gouden tijden in Utrecht abrupt een einde. Haar ouders besluiten hun rijtjeshuis in te ruilen voor een boerderijtje in Oeken (gemeente Brummen). Haar zus is ondertussen verhuisd naar Schotland zodat Astrid alleen overblijft in het gezin.

Onder de vleugels van mevrouw Stuurman

De verhuiswagen volgeladen en daar gaat het kleine gezin. Een nieuw avontuur tegemoet. Naar een boerderijtje aan een zandpad in de bossen. Daar zit Astrid dan, een nog jonge vrouw bij een temperamentvolle moeder. En een vader die de jaren zestig gretig omarmt. Samengevat geen ideale omgeving. Overdag gaat ze naar de kunstacademie in Arnhem, afdeling illustratie. Zo enthousiast als ze was over Utrecht, zo teleurgesteld is ze nu over Arnhem. De hashdampen komen haar tegemoet, de leraren zijn vooral met zichzelf bezig in plaats van met lesgeven en er wordt door de leerlingen meer gedemonstreerd dan dat ze in leslokalen te vinden zijn. Er wordt ook voornamelijk over kunst gepraat in plaats van dat ze zich bezighouden met het maakproces. Niets geleerd daar, is de samenvatting van Astrid. We zijn aangeland in de beginjaren zeventig.

Astrid wil in die tijd dolgraag op kamers, maar dit wordt haar het eerste jaar verboden. Uiteindelijk, na talloze uitbarstingen, mag ze dan eindelijk, eindelijk het nest verlaten. Onder begeleiding natuurlijk. Er wordt voor haar een kamer gevonden tegenover haar tante, de zus van haar moeder. Ze komt terecht bij mevrouw Stuurman. Een vrouw van 72, een weduwe zonder kinderen die in een grote dokterswoning woont. Het klikt meteen en natuurlijk heeft mevrouw Stuurman voor haar wel een kamer beschikbaar. Uiteindelijk woont ze drie jaar bij deze vrouw. Elke maand eten ze samen en nemen het leven door. Het is voor haar een openbaring dat een oudere dame zo geëmancipeerd kan zijn.

Ondertussen, ingegeven door de wens zoveel mogelijk van thuis weg te blijven, verbindt ze haar lot aan Gerrit, een student civiel engineering in Delft, die ze op de tennisbaan in Eerbeek heeft ontmoet. Is ze niet bij zijn ouders in Eerbeek, dan is ze wel in Delft te vinden. Op haar éénentwintigste heeft ze de kunstacademie in Arnhem afgerond en stuift ze linea recta naar Delft, naar Gerrit, met een auto vol spullen liefdevol meegegeven door mevrouw Stuurman. Ze krijgt geen financiële ondersteuning meer van haar vader, maar hij bezorgt haar wel opdrachten zoals het inkleuren van zijn stripverhalen. Haar beste vriendin Rita is door Astrid en Gerrit gekoppeld aan zijn beste vriend Bob. Ze wonen allemaal beroerd en besluiten een kleine commune te starten in een vijfkamerflat in Delft. Het zijn oergezellige tijden zo met zijn vieren. Jong, met al baantjes hier en daar, en veel feesten, de wereld ligt nog helemaal open.

Gerrit en Astrid krijgen uiteindelijk serieuzere plannen. Astrid is vijfentwintig en kan het uitstekend vinden met de ouders van Gerrit, dus trouwen ligt voor de hand. Ze denkt er verder niet over na of dit wel verstandig is. Het is gewoon de vanzelfsprekende volgende zet in haar leven. De stof voor de trouwjurk ligt al klaar, een mooi zaaltje in Eerbeek is besproken, de trouwdatum staat vast. De toekomstige schoonouders zijn helemaal in hun nopjes met het vooruitzicht Astrid als toekomstige schoondochter in hun gezin op te nemen. Wat kan er nog mis gaan? Terschelling dus.

De bunch, Gerrit, Astrid en acht vrienden gaan met zijn allen nog even een weekend weg naar Terschelling. Twee dagen daarna zullen Astrid en Gerrit in ondertrouw gaan. Dat is het plan. Maar het loopt anders. Helemaal anders zelf. Ze ontmoet Henk die haar compleet van haar sokken blaast. Ze wist niet dat dit nou de veel geroemde verliefdheid was. Gerrit is met de kennis van nu een ondoordachte keuze geweest. Niet gebaseerd op liefde of verliefdheid maar voortkomend uit een overheersende nestvliedende wens. Ze opent de sluizen, het voorgenomen huwelijk wordt afgeblazen en ze vaart weg uit Delft.

Enkhuizen deel I

Het is een wederzijdse verliefdheid tussen Henk en Astrid die in eerste instantie eindeloos lijkt. Eerst gaat ze op kamers wonen in Den Haag waar ze soms de Vrije Academie Psychopolis bezoekt. Na een jaartje krijgt Henk een baan als tekenleraar in Enkhuizen waar de gemeente, we spreken over het jaar 1976, voor huisvesting zorgt. Ze komen terecht in een nieuwbouwwijk waar alle voordeuren hetzelfde zijn en achter de voordeuren de inrichting ook verdacht veel op elkaar lijkt, zelfs de aansluiting voor de televisie zit op dezelfde plek. Langzaam verpietert daar de liefde tussen haar en Henk. Ze probeert er maar het beste van te maken en begint met het geven van tekenlessen in de woonkamer. Haar potlood brengt redding in de oprukkende eenzaamheid en opborrelende onrustgevoelens. Later huurt ze een atelier in een voormalige pastorie waar Astrid haar artistieke talent volop kwijt kan. Zo illustreert ze regelmatig (kinder)boeken, zoals het boek ‘Alweer macaroni’ van Geertje Gort. Ook brengt ze eigen producties uit, zoals het prachtige boekje ‘Jim’, samen met studio e-10 waar Jaap, de broer van haar latere partner Erik werkt. Ze toont mij een kalender voor Enkhuizen in 1981 die ze samen met Jaap heeft gemaakt. Zij maakte de (prachtige) pentekeningen, Jaap drukte de kalender. Mooie ingetogen pentekeningen van Enkhuizen.

Samen met Joke de Heer zetten ze aan het Westeinde 9 Stichting Dondersteen op, een jeugdcentrum dat nog steeds bestaat, maar nu als multifunctioneel centrum. Joke zorgt voor toneellessen en Astrid voor tekenlessen, iets wat ze na veertig jaar nog steeds in de praktijk brengt. Ik wijs naar de aankondiging op de deur van de werkplaats hier in Harlingen. Ze lacht haar vrolijke, kristalheldere lach. Het zijn gouden tijden daar in Enkhuizen waar ze nu inderdaad nog steeds de vruchten van plukt. In een atelier in het gebouw aan de Westeinde zet ze haar eigen vrije schilderwerk voort.

Waar ze ook blij van wordt in Enkhuizen is De Dromedaris, een verdedigingswerk bij de ingang van de oude haven. De geschutskelder en de ruimte op de begane grond dateren maar liefst uit 1540. In de jaren zestig van de vorige eeuw wordt er een studentenvereniging in gevestigd. De studenten, onder wie ook Prinses Beatrix, sliepen in de gevangeniscellen en op de zolder. Later komt er op de eerste verdieping een café-restaurant en wordt de ruimte beneden, net als de tweede verdieping, getransformeerd in een kleine gehoorzaal voor allerlei activiteiten als concerten en toneelvoorstellingen, waar ook exposities van kunstobjecten kunnen worden georganiseerd. Tegenwoordig is het gebouw alleen in gebruik als cultureel centrum. Het was, zo vertelt Astrid, een toevluchtsoord voor de schippers en alleenstaande, werkende jongeren van Enkhuizen waar je voor het zalige bedrag van slechts zes gulden een maaltijd kon krijgen en eindeloos kon ouwehoeren aan de grote stamtafel. Het illustreren op de vierkante centimeter past haar eigenlijk minder goed. Zo beschildert ze tijdens een opening perfomance, onder begeleiding van muziek, een stuk papier van vijf meter hoog. Ze toont mij haar fotoboek. Daar staat ze op een wel erg hoge ladder, omringd door een enthousiaste menigte. De levenslust en energie spatten van de foto’s. Er gebeurt trouwens van alles daar in de Dromedaris. Optredens van de Dogtroep (muziek), Mathilde Santing, en Brigitte Kaandorp in hun nog jonge jaren.

Overigens is Astrid nooit opgehouden met zingen. Overal waar ze woont, nu nog steeds, gaat ze op een koor en laat voluit haar stem horen.

Uitstapje naar Amsterdam en Willem de binnenvaartschipper

Zodra ze weggaat bij Henk, weg uit de nieuwbouwwijk, vertrekt ze naar Amsterdam. Ze ontmoet daar een oude bekende, Willem de binnenvaartschipper, een man die ze nog uit haar Enkhuizer periode kent.

Wat volgt is een bijzondere periode in Astrids leven. Als Willems vriendin wordt ze, op afroep, zijn bootsmaat. Maar dan ook letterlijk. Met Willem steevast aan het roer, dat hij onder geen beding uit handen geeft, is zij degene die de zware werkzaamheden oppakt, weer of geen weer, en als een kerel zonder klagen. Zoals het vastmaken van de onwillige stugge trossen aan de aanlegplaats, het dichtgooien van zware luiken, of op commando van Willem het donkere ruim in. Dan gaat ze langs een smalle ladder met een zaklamp naar beneden, met geknepen ogen speurend in de donkere ruimte naar gaten in de lading waar ratten zich schuil kunnen houden. Want o wee als de Inspectie dit ongedierte zou ontdekken. Wat ze zoal vervoeren? Vooral ingrediënten die voor veevoer worden gebruikt zoals bijvoorbeeld citrusschilfers. Dan geurt ze als een citroen, heeft ze de hele rit branderige ogen en voelt ze plakkerig aan, want een douche is er niet. Het is overigens niet alleen maar hard werken. Als ze de Oranjesluizen in Amsterdam achter zich laten en de neus van het schip op België gericht is, voelt het als een mini-vakantie. Even weg uit het kraakpand en de drukke stad. En als ze dan aan het eind van de vaartocht bij de vaste afmeerplaats in Mechelen aankomen, gaan ze de dag erna soms lange fietstochten maken. Zondag wordt er immers niet gelost. Dan waait de frisse zeewind door haar haar. Of ze maakt liters bramenjam van de wilde bramenstruiken die vlakbij hun afmeerplek groeien. De winkeliers in Mechelen kennen haar na verloop van tijd en begroeten haar altijd allerhartelijkst. Want de lange jonge en vrolijke vrouw met die korte zwarte krullen is natuurlijk wel een verschijning daar in die schipperswereld. Ook aan deze periode komt een einde. Astrid, als kind van de natuur vindt Amsterdam een stad met teveel prikkels en verlangt terug naar de beslotenheid van Enkhuizen.

Ze vraagt nog even aandacht voor een bijzondere activteit uit deze beginjaren tachtig. In 1982 en 1983 maakt ze met vrienden en onder andere de Amsterdamse Straatband in de zomer twee á drie weken straattheater onder de naam ‘Verpietermeniet’. Ze vaart met het vrachtschip, de Pieterman, langs steden langs het Ijsselmeer en de Waddenzee en steden langs de rivieren. Men slaapt in het ruim en als ze aanmeren gaan ze ‘de straat op’. Ze toont mij het affiche en een albums vol met vrolijkheid. Ze heeft zelfs in Harlingen opgetreden, haar latere woonplaats. Een tweeëndertigjarige Astrid steekt schalks haar tong uit met een groot bord om haar nek. Met de aankondiging van ‘hedenavond muziektheater’.

Enkhuizen deel II

Zij en Willem hebben een tweede schip erbij gekocht om in te wonen. Het is een kleiner scheepje, een twintig meter lang voormalig beurtschip (een schip dat zorgt voor een verbinding tussen een aantal vast havens volgens een vaste dienstregeling). Willem is echter niet de gemakkelijkste man om mee samen te zijn. Het gaat dan ook drie keer uit, altijd op initiatief van Astrid. De laatste keer vaart Astrid, die ondertussen haar vaarbewijs heeft, met het scheepje terug naar Enkhuizen. Willem vaart haar achterna en vertaalt zijn ongenoegen in het kort en klein slaan van de spullen in het ruim. Natuurlijk is er drank in het spel.
Het is een paar dagen voor Kerst, om vijf uur ’s ochtends en Astrid ligt in het vooronder te slapen. Uiteraard wordt ze wakker van het lawaai. Astrid kleedt zich onmiddellijk snel aan, maar hij duwt haar zo, hup, het koude water in. Daar ligt ze te spartelen, met kaplaarzen en al, die door het water nog zwaarder worden. Willem, opeens even nuchter, steekt zijn hand uit om haar weer binnenboord te trekken. ‘Kom,’ gebiedt hij en buigt zich voorover. Door al dat bootswerk is Astrid echter oersterk en ja hoor, ze trekt hem dan ook zo het water in. Nu liggen ze allebei in het water te spartelen om uiteindelijk op eigen kracht een laaggelegen deel van de kade op te kruipen. Steenkoud en doorweekt. Astrid krijgt onderdak bij een vriendin op een nabijgelegen schip, Willem staat nog twee uur bij haar aan boord te oreren voordat hij in de vergetelheid verdwijnt.

Astrid pakt daarna haar oude leven in Enkhuizen weer op. Lekker eten voor weinig geld in de Dromedaris, eindeloze gesprekken aan de stamtafel. Ze krijgt een sociaal huurhuisje in de binnenstad, in de zogenaamde ‘Boerenhoek’. De boot vergde teveel onderhoud en heeft ze ondertussen verkocht. Astrid, zo omschrijft ze zichzelf, is een mensenmens, geen eenling. Zo komt ze in de Dromedaris in contact met Hugo die een galerie wil openen en in het nog te verbouwen bovenhuis wil gaan wonen. Astrid trekt na afloop van deze renovatie even bij hem in.

Ze wordt niet oud met Hugo. Per ongeluk luistert ze zijn toekomstvisie af die hij aan vrienden schildert. ‘Nee,’ hoort ze hem zeggen, ‘ik zie mezelf als ik oud ben alleen op een berg. Heerlijk alleen in de natuur, met stilte om mij heen. Zonder mensen.’ Oh, denkt Astrid, blijkbaar pas ik niet in dit plaatje. Na zes jaar, we spreken over 1994, trekt Astrid de stekker uit deze relatie en vertrekt met enkele ronkende (in het Frans vertaalde) aanbevelingsbrieven van Joke de Heer, maar zonder een cent op zak naar…Frankrijk.

Leven als een godin in Frankrijk

Ze kan tijdelijk terecht bij kennissen die in de Noord Ardèche een Chambre d’Hôtes runnen, waar ze bivakkeert in een caravan in een grote schuur. Astrid wijst op een schilderij. Daar springt een vrolijke vrouw over een sombere periode, het grijze Nederland onder haar, met boven haar de levenslustige kleuren van Frankrijk. Frankrijk is overigens geen onbekend land voor haar. Al jaren geeft ze er in de zomer teken- en schildercursussen voor (Nederlandse) volwassenen. Met het afreizen naar Frankrijk vervult ze een oude wens. Ze wil leven in Frankrijk, niet als toerist, nee, ze wil echt, echt wonen in Frankrijk, tussen en met de Fransen. Ze komt in contact met een familie die op een nabij gelegen berg een aantal zomerhuisjes heeft, waarvoor ze in de winter bewaking zoeken. Astrid wijst op een verstild schilderij met huisjes. Als blijkt dat ze eigenlijk een echtpaar zoeken, vraagt Astrid of een hond ook goed is. Zo bereiken ze een akkoord en zo komt Laska in haar leven. ‘Het is een kruising tussen een labrador en een schapendoes met hetzelfde ‘haar’ als ik,’ lacht ze en wijst naar haar krullen. In Frankrijk waren die overigens nog antraciet van kleur.

Astrid heeft een mooie tijd daar op de berg. Ze schaft een brommertje aan en kachelt regelmatig de helling af naar beneden, naar het dorp, Laska zit gezellig achterop in een kistje. In het dorp staat ze al bekend als de femme Hollandaise. De vrouw in het kleine supermarktje is bezorgd dat een vrouw daar zo alleen op de berg woont. Wat als ze in gevaar verkeert of hulp nodig heeft? Zijzelf woont met haar man aan de overkant op een andere berghelling. Ze spreken af dat Astrid met haar buitenlamp knippert in geval van nood. Er wordt duidelijk op haar gelet en dat vindt ze een geruststellende gedachte. In de zomer zit ze voor een hele schappelijke prijs (ze kennen haar inmiddels) in een kleine caravan op de camping tussen allerlei vaste Franse campinggasten met grote caravans en dito tenten. Gaat het onweren, wat het regelmatig doet in de bergen, dan manen ze Astrid om bij hen te komen schuilen. ‘Viens, viens Astrid, ici!’ In de zomer werkt ze in het plaatselijke kasteel La Tour als femmes toute main (manusje van alles). Het is hard werken, maar ook een mooie tijd in Astrids leven en ja, ze leeft met en tussen de Fransen, precies wat ze voor ogen had. Ze laat de voor haar wat sombere periode in Nederland letterlijk achter zich. En zo verstrijkt er 2½ jaar.

In november krijgt ze opeens een bijzonder telefoontje. Het is Erik, de broer van Jaap waar ze in Enkhuizen mee heeft samengewerkt. Erik kent ze ook uit die tijd. Sterker nog. Ze hebben samen gedanst op een feest in Harlingen in het huis waar ze nu woont. Het telefoontje overrompelt haar: ‘Met Erik…Vind je het leuk als ik Sinterklaas bij je kom vieren?’ Het is een geval van ‘Hij kwam, zag en overwon’ hoewel hij de eerste nacht wel naast Laska op de bank moest slapen. Daar was hij dan, de grote, sterke, betrouwbare Erik uit haar oude leven. Het voelde vertrouwd en alle puzzelstukjes van haar zoektocht naar de liefde vielen op hun plek. Na een paar dagen reed hij terug, maar voordat hij vertrok, leunend tegen zijn auto, stelde hij haar dé vraag: ‘Waarom kom je niet naar Harlingen? Denk daar maar over na.’ Na vier slapeloze nachten belde ze op en schalde door de telefoon: ‘Ik Kom!!’.

Thuishaven Harlingen

En zo is Astrid in 1997 in Harlingen terechtgekomen. Ze is er nooit meer weggegaan. Ze vertelt haar levensverhaal aan een lange tafel in de werkplaats van Erik die scheepstimmerman is geweest. Op een schilderij uit 2023, ‘De dynamiek van de Haven’ staat hij afgebeeld. Blond, stoer, met grote handen en hoe kan het ook anders, omringd door boten.

Ze heeft na veel omzwervingen haar bestemming bereikt, met en door Erik. Nog steeds geeft ze schilderles. Dat is een constante in haar leven. Toeval of lotsbestemming bracht haar naar het huis waar ze nu woont in een stad die ze al kende van kunstwerkweken en natuurlijk van de boot die naar Terschelling en Vlieland voer. Het huis voelt als een jas voor haar. Het heeft zo moeten zijn. Samen dansend op een feest met Erik toen zij nog in Enkhuizen woonde, op het liedje Honeysuckle. Dertig jaar later leeft de kamperfoelie, destijds nog een klein plantje, nog steeds. Het heeft zo moeten zijn.

zilt

Astrid is al lid van Zilt sinds de oprichting in 2000 doordat Cora Doggers, één van de oprichters, haar buurvrouw was. Astrid heeft zich er meteen thuis gevoeld. Of Zilt na al die jaren nog steeds brengt wat ze zoekt? Ze knikt. Zilt is voor haar een stimulans om te blijven schilderen. De jaarlijkse tentoonstellingen, met of zonder Fria, geven haar de push om achter de ezel te gaan zitten en vrij werk te maken. Zilt vindt ze, is een vereniging van gelijkgestemden, een aanrader voor mensen die van kunst houden.

Astrid, het was elke keer een feestje, de vier sessies die we hebben gehad om jouw levensverhaal in kaart te brengen. Bedankt.

Judy Lohman

Scroll naar boven